KWALITEITSEISEN DIE DE OVERHEID STELT AAN s'HeerenLoo
Kwaliteitskader Gehandicaptenzorg Visiedocument
1.Inleiding
Net als in andere zorgsectoren wordt in de gehandicaptenzorg hard gewerkt aan het bevorderen en borgen van de kwaliteit van de zorg en ondersteuning. De bij de gehandicaptenzorg betrokken partijen, te weten de zorgaanbieders (VGN), de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Zorgverzekeraars Nederland (ZN), hebben gezamenlijk besloten een kwaliteitskader
voor de gehandicaptenzorg te ontwikkelen.
Doel van dit Kwaliteitskader Gehandicaptenzorg is het transparant maken, toetsen, verantwoorden en optimaliseren en verder ontwikkelen van het kwaliteitsniveau van de geboden zorg en ondersteuning door zorgaanbieders in de gehandicaptenzorg.
Bewust is gekozen voor de term kwaliteitskader omdat het onze stellige overtuiging is dat er sprake moet zijn van een continu verbetertraject.
Visiedocument
Aan de basis van het kwaliteitskader ligt een gezamenlijke visie op kwaliteit van zorg en ondersteuning in alle sectoren van de gehandicaptenzorg.
Het visiedocument beschrijft die visie vanuit twee uitgangspunten, uitgewerkt tot acht domeinen van kwaliteit van bestaan en vier thema’s die betrekking hebben op de voorwaarden voor het kunnen bieden van verantwoorde zorg en ondersteuning.
Mensen met een beperking zijn burgers als ieder ander. Zij verdienen dezelfde kansen op een kwalitatief goed bestaan als mensen zonder beperking. Een kwalitatief goed bestaan betreft voor mensen met een beperking dezelfde soort zaken als voor elke burger, zoals
gewaardeerd worden om wie je bent, zeggenschap hebben over je leven, verbonden zijn met andere mensen, vrienden hebben, deel hebben aan wat er in je omgeving gebeurt, van betekenis zijn voor anderen, bijdragen aan de samenleving. Deel uitmaken van de
samenleving moet vanzelfsprekend zijn in het denken en handelen.
Ook mensen met een beperking willen een leven leiden dat past bij hun mogelijkheden, wensen en ambities (gewoon wat kan). Daarbij hebben zij veelal in mindere of meerdere mate zorg en ondersteuning nodig (speciaal waar nodig). Mensen moeten een beroep kunnen doen op verschillende ondersteuningsbronnen.
Het centrale doel van zorg en ondersteuning in de gehandicaptenzorg is om mensen met een beperking te ondersteunen bij het zo goed mogelijk en zo zelfstandig mogelijk vormgeven van hun leven.
De individuele persoon en de beoogde kwaliteit van diens bestaan zijn vertrekpunt voor het vormgeven van zorg en ondersteuning. De kwaliteit van de zorg en ondersteuning wordt bepaald door de mate waarin de gemaakte zorgafspraken gehaald worden.
visie op de kwaliteit van professionele zorg en ondersteuning in de gehandicaptensector:
- Zorg en ondersteuning zijn gericht op het bevorderen dan wel
in stand houden van de kwaliteit van bestaan van mensen met een
beperking.
- Eigen regie van mensen met een beperking is een centrale waarde
in zorg en ondersteuning.
Met individuele cliënten en/of hun wettelijke vertegenwoordigers wordt afgesproken op welke gebieden welke ondersteuning wordt geboden. Dit wordt vastgelegd in zorgafspraken
in het ondersteuningsplan. Bij het maken van de zorgafspraken staat de cliënt centraal.
De cliënt en/of zijn wettelijk vertegenwoordiger geeft aan welke zorg en ondersteuning hij of zij wenst en nodig heeft.
Eigen regie van mensen met een beperking is een centrale waarde in de zorg
en ondersteuning. Mensen met een beperking geven hun leven zelf vorm en inhoud
en krijgen daarbij ondersteuning, passend bij hun ondersteuningsbehoefte.
Mensen voeren regie over hun eigen leven en van daaruit ook regie over de zorg en ondersteuning die zij ontvangen.
De ondersteuning komen op de wensen en behoeften van de cliënt en/of diens wettelijke vertegenwoordiger tot stand, binnen de vigerende wettelijke en financiële kaders en de professionele standaarden.
Eigen regie is een begrip met meerdere dimensies. In essentie gaat het er om dat mensen invloed moeten kunnen ervaren op wat er wel en niet met hen gebeurt. Dit komt tot uitdrukking in ‘kleine’ keuzemogelijkheden in het dagelijks leven (zoals de temperatuur van
het washandje waarmee je ’s ochtends gewassen wordt, naar welke dingen je graag kijkt, welke muziek je mooi vindt, welke kleren je vandaag wilt dragen, wat je op je brood wilt) en in belangrijke beslissingen over ingrijpende zaken, zoals het kiezen waar en met
wie je gaat wonen, wat voor werk je wilt doen, welke ondersteuning je nodig hebt. Of mensen nu een lichte beperking hebben of een ernstige beperking: voor iedereen is het belangrijk om eigen invloed te kunnen ervaren. Bij cliënten met een ernstige verstandelijke beperking betekent dit vaak een extra inspanning in de ondersteuning en in observatiemethodieken
om er achter te komen wat deze persoon uniek maakt, wat de betekenis is van signalen, wat voor keuzes hij/zij zou willen maken.
Eigen regie van de cliënt als uitgangspunt vraagt van de professional een vraaggerichte en responsieve attitude. Dit is een grondhouding, gericht op het bewust maken van en ruimte geven aan mensen met een beperking om zoveel mogelijk zeggenschap over alle facetten
van hun leven te kunnen uitoefenen. De professional draagt bij aan het creëren van een uitdagende omgeving, die een beroep doet op ontplooiing, kansen biedt om nieuwe ervaringen op te doen, grenzen te verkennen en grenzen te verleggen, en tegelijk voldoende
veiligheid biedt. De relatie met de cliënt is gebaseerd op respect en vertrouwen, er worden duidelijke afspraken gemaakt over zorg en ondersteuning, deze worden vastgelegd en regelmatig geëvalueerd.
De acht domeinen van kwaliteit van bestaan:
De kwaliteit van de gehandicaptenzorg wordt primair afgemeten aan de mate waarin deze bijdraagt aan de kwaliteit van bestaan van de cliënt. De acht domeinen die relevant zijn voor iemands kwaliteit van bestaan. De kwaliteit van de gehandicaptenzorg wordt daarnaast bepaald door vier thema’s, die de randvoorwaarden betreffen voor de bijdrage van de zorg en ondersteuning door instellingen in de gehandicaptenzorg aan de invulling van de kwaliteit van bestaan van een cliënt. Opgemerkt moet worden dat welke thema’s en/of
domeinen aan de orde zijn, bepaald wordt door de individuele situatie van de cliënt en de bestaande randvoorwaarden.
De kwaliteitsdomeinen en kwaliteitsthema’s worden hieronder kort gekarakteriseerd.
Het ondersteuningsplan is het belangrijkste hulpmiddel bij het vastleggen van de domeinen en thema’s waarop een cliënt zorg en ondersteuning nodig heeft.
1: Lichamelijk welbevinden.
Bij lichamelijk welbevinden gaat het om het optimaliseren van de gezondheid van de cliënt en om maatregelen die de gezondheid van de cliënt verbeteren, in stand houden of verslechtering tegengaan. Dit betekent dat met de cliënt wordt afgesproken waarin hij ondersteund zal worden met betrekking tot zaken als (zelf-)verzorging, algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL), eten en drinken, algemene gezondheid en de balans tussen activiteit en voldoende ontspanning, rust en slaap.
2: Psychisch welbevinden
Psychisch welbevinden gaat over zaken als een positief zelfbeeld hebben, zich thuis voelen in de woonomgeving, werkomgeving en/of dagbestedingomgeving, begrepen worden door mensen die voor de cliënt belangrijk zijn, positieve reacties krijgen van anderen.
De ondersteuning is er op gericht de beleving van de cliënt van zijn psychisch welbevinden te verbeteren en op maatregelen die het psychisch welbevinden verbeteren, in stand houden of verslechtering tegengaan.
3: Inter-persoonlijke relaties
Bij inter-persoonlijke relaties gaat het om het opbouwen en onderhouden van relaties met anderen, zowel in aantal als in de kwaliteit van de relatie, en het omgaan met genegenheid en intimiteit. Communicatie is essentieel voor relaties. Dit vraagt om specifieke aandacht en ondersteuning. De behoefte van de cliënt aan ondersteuning op het domein van inter-persoonlijke relaties is doorslaggevend. De ondersteuning is er op gericht om de beleving van de cliënt van het aantal en de kwaliteit van zijn persoonlijke relaties te verbeteren en op maatregelen die dit verbeteren, in stand houden of verslechtering tegengaan.
4: Deelname aan de samenleving
De ondersteuning is er op gericht om een zo groot mogelijke deelname aan de samenleving mogelijk te maken. Dit houdt in dat de cliënt ondersteund kan worden bij het aanleren van vaardigheden, het in stand houden van werkrelaties, het onderhouden en leggen van contacten met lokale voorzieningen als dienstverlening, club- en buurthuiswerk, kerken, vrijwilligerswerk, winkels in de onmiddellijke woonomgeving, voorzieningen voor dagbesteding en bedrijven. Samen met professionals kan de cliënt zoeken naar gebieden waar zijn belangstelling naar uit gaat, welke vaardigheden hij daarvoor nodig heeft en welke ondersteuning hij daarbij wil of nodig heeft.
5: Persoonlijke ontwikkeling
Indien de cliënt daar behoefte aan heeft, wordt ondersteuning geboden bij het zoeken van scholing en mogelijkheden om dingen te leren en ervaringen op te doen en bij het zoeken naar werk of alternatieven daarvoor. De eigen mogelijkheden en kwaliteiten van cliënten worden benut. De cliënt kan nieuwe dingen ondernemen en zijn eigen creativiteit uiten. De ondersteuning richt zich op het optimaliseren van de ontplooiingsmogelijkheden van de cliënt, zodanig dat dit leidt tot voldoening en bevrediging bij de cliënt.
6: Materieel welzijn
Bij materieel welzijn gaat het om het optimaliseren van de beleving van de cliënt van zijn materieel welzijn en om het optimaliseren van de sociaaleconomische situatie van de cliënt. Het gaat hier om (ondersteuning bij) activiteiten die leiden tot een doelmatig financieel
beheer en om huisvesting, indien de cliënt hier behoefte aan heeft. Inspanningen richten zich op een kwalitatief verantwoorde woonsituatie die voldoet aan bouwkundige en functionele maatstaven en de bereikbaarheid hiervan (openbaar vervoer, toegankelijkheid e.d.).
7: Zelfbepaling
Zelfbepaling betekent dat mensen met een beperking het recht hebben om eigen keuzes te maken en hun leven in te vullen op hun eigen persoonlijke wijze, binnen de grenzen van de maatschappelijke aanvaardbaarheid. Ondersteuning door professionals richt zich op het optimaliseren van de regie van de cliënt over het eigen leven. Dat betekent onder andere dat cliënten moeten kunnen leren ervaring op te doen met keuzemomenten en inspraak. Hierbij is het belangrijk dat de cliënt inzicht wordt verschaft in zijn of haar keuzemogelijkheden, de overtuiging dat er daadwerkelijk keuzevrijheid bestaat en de overtuiging dat gerekend kan worden op ondersteuning bij het invullen van de gemaakte keuze. De organisatie zal flexibel genoeg moeten zijn om de keuzes in het dagelijks leven en de geïndividualiseerde zorgdoelen van cliënten mogelijk te maken.
8: Belangen
Bij belangen gaat het om het optimaliseren van de beleving van de cliënt van zijn rechten en plichten als burger en als cliënt, en om maatregelen die de rechten en de positie van de cliënt versterken. De ondersteuning richt zich op het optimaliseren van de uitoefening
van de rechten als burger (zoals stemrecht) en de rechten als cliënt (zoals het recht om te klagen, privacy, kwaliteit van zorg). Daarbij moet zowel voor cliënten als cliëntvertegenwoordigers op de diverse niveaus binnen de zorginstelling (woongroep, locatie, regio en centraal) medezeggenschap zijn geregeld. Dit is van belang om collectief invloed te kunnen uitoefenen op besluiten in de organisatie die van invloed zijn op de positie van cliënten. Voorwaarde om zelfbepaling en medezeggenschap te kunnen vormgeven is dat
cliënten en hun vertegenwoordigers op een voor hen begrijpelijke manier geïnformeerd worden.
9: Zorgafspraken en ondersteuningsplan
Voor iedere cliënt is een individueel ondersteuningsplan en/of een individueel activiteitenplan beschikbaar, dat aansluit op zijn ondersteuningsvragen en dat vanuit het cliëntperspectief concreet geformuleerde doelen bevat. Het ondersteuningsplan en/of activiteitenplan is tot stand gekomen in samenwerking met de cliënt en zo nodig in samenspraak met zijn wettelijke vertegenwoordiger. De voor de cliënt relevante disciplines hebben een zichtbare bijdrage geleverd aan het formuleren van doelen. Hierbij is er aandacht voor de professionele standaarden en is duidelijk welke zorg en ondersteuning een cliënt van de zorgverlener vraagt. Bovendien wordt uit het ondersteuningsplan en/of activiteitenplan duidelijk welke professionele ondersteuning nodig is om deze doelen te halen, wie
waarvoor verantwoordelijk is, wanneer evaluatiemomenten nodig zijn en wanneer bijstelling van het ondersteuningsplan en/of activiteitenplan nodig is.
10: Cliëntveiligheid: fysieke veiligheid, sociale en emotionele
veiligheid.
Het begrip veiligheid heeft een objectieve en een subjectieve component. De objectieve component heeft betrekking op algemeen geldende veiligheidsaspecten en maatregelen, neergelegd in richtlijnen en calamiteitenplannen op het terrein van bijvoorbeeld medicatie, het gebruik van medische hulpmiddelen, brandveiligheid, communicatie, fouten en (bijna)ongelukken, klachten en seksueel misbruik. Een specifiek aandachtspunt betreft veiligheidsaspecten rondom vrijheidsbeperkende maatregelen. De subjectieve component heeft betrekking op de ervaren veiligheid, waarin zaken als een gevoel van geborgenheid en een goed verlopende communicatie een rol spelen. Deze ervaren veiligheid uit zich op terreinen als privacy, bejegening, informatie en grensoverschrijdend gedrag. De organisatie draagt er zorg voor dat beide componenten goed zijn geborgd door het hebben, toepassen en continu onderhouden van beleid op deze terreinen.
11: Kwaliteit van medewerkers en organisatie.
Deskundig personeel is in staat de gevraagde ondersteuning te bieden aan cliënten, voldoet aan de eisen die aan het werk in de gehandicaptenzorg worden gesteld. Dit personeel is in staat en waar nodig bevoegd om de in het ondersteuningsplan afgesproken activiteiten adequaat uit te voeren. De organisatie schept hiertoe de voorwaarden zodat de signalen en behoeften van individuele cliënten tijdig en juist worden geïnterpreteerd en dat hier op een
professionele wijze mee wordt omgegaan, in ieder geval voor wat betreft het sociaal-emotioneel, cognitief en somatisch functioneren. Wanneer medewerkers zich ondersteund voelen door deskundigen en management heeft dit een directe relatie met de kwaliteit van de
geboden zorg en ondersteuning. Tevens moet duidelijk zijn welke eisen worden gesteld aan het handelen, dat medewerkers bevoegd en bekwaam zijn en blijven - zowel qua opleiding, scholing en ervaring als qua attitude en bejegening - en dat getoetst wordt of de medewerkers handelen volgens de richtlijnen/afspraken. Indien er sprake is van specifieke doelgroepen, heeft de organisatie in beeld welke aan deze doelgroepen gerelateerde signalen en behoeften men kan verwachten.
Personeelsbeleid moet gericht zijn op het binden van medewerkers aan de zorgorganisatie en hun vak. Daarmee wordt ook bijgedragen aan het beheersen van verzuim en verloop.
12: Samenhang in zorg en ondersteuning.
Bij samenhang in zorg en ondersteuning gaat het om twee aspecten. Als eerste het waarborgen van continuïteit door overlappingen of hiaten in de zorg en ondersteuning te vermijden. Dit stelt eisen aan de overdracht van gegevens bij gelijktijdige bemoeienis met een cliënt, bijvoorbeeld in het geval van uitwisseling tussen teamleden, tussen wonen en dagbesteding of tussen het team van de woning en consulenten van binnen of buiten de eigen organisatie. Dit geldt ook voor overdracht van gegevens als de cliënt naar een andere locatie of zorgaanbieder gaat. Een goede communicatie is nodig rondom de
coördinatie van de ondersteuning. Het tweede aspect betreft het belang voor cliënten om hun dagelijkse ondersteuning zo veel mogelijk vanuit een kleine kring van bekende medewerkers te ontvangen. Dit wordt mogelijk gemaakt door een personeelsbeleid dat gericht is op het voorkomen van onnodige personeelswisselingen door ziekte, verloop en tijdelijke overplaatsingen.
De Inspectie voor de Gezondheidszorg zal met het gefaseerd en gelaagd toezicht op voor haar specifieke gebieden aansluiten bij dit kwaliteitskader. Ook de zorgverzekeraars gebruiken de informatie uit de prestatie indicatoren en CQ index voor hun contracteerbeleid
van zorginstellingen.
De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) controleert of nieuwe zorgaanbieders aan deze verplichtingen voldoen.